Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ziet toe, [32]broeders, dat niet te eniger tijd in iemand van u zij [33]een boos, ongelovig hart, om af te wijken van den levenden God; 32. Alzo noemt hij hier de Hebreen, die belijdenis van Christus deden, en vermaant hen nu elk in het bijzonder toe te zien, dat zij den meerderen hoop der hardnekkige Joden niet zouden volgen, gelijk vele van hun vaders in de woestijn gedaan hadden, en daarom uit de rust van het land Kanaan waren uitgesloten. 33. Grieks een boos hart des ongeloofs; dat is, dat onder den schijn van een Christen te zijn, evenwel ongelovig is, en dies lichtelijk tot afwijking van zijn belijdenis te brengen. Zie Matth.13:20,21.